Zimbabwe: schone slaapster wordt wakker

Op uitnodiging van Ethiopian Airlines vloog reisjournalist Gerrit Op de Beeck exclusief voor Best of Travel naar Victoria Falls vanwaar hij een grote rondreis door Zimbabwe startte. En het voelt alsof David Livingstone -de Schotse zendeling, ontdekker van de watervallen in 1855- over zijn schouders meekijkt.

In het steeds wisselende Afrikaanse safarilandschap is Zimbabwe de niet voor de hand liggende keuze. Na een beklemmend politiek klimaat onder de omstreden president Robert Mugabe zet het land zich nu op de kaart, volop gesteund door buitenlandse investeerders die nieuwe lodges bouwden. Een wat vergeten land openbaart zich.

“We hopen allen uit de grond van ons hart dat Zimbabwe zich langzaam maar zeker op de toerismewereldkaart zet. Opnieuw, want vóór het tijdperk Mugabe waren we bijzonder aantrekkelijk.” Aan het woord is Luke, een ober met een lange staat van dienst in het roemrijke Victoria Falls Hotel, Zimbabwe’s sjiekste en oudste klassieke luxehotel, in 1904 gebouwd door de Britten en één van The Leading Hotels of The World. Het kijkt uit op de Victoriawatervallen, de breedste watervallen van Afrika. Alhoewel Luke nooit de handdoek in de ring zou gooien, kwamen de verkiezingen van 2018 net op tijd. Dankzij de nieuwe regering en de exit van Mugabe keerde het tij.

Het decor is idyllisch. Voor ons vormt een watergordijn van 1708 meter breed en 100 meter hoog met een maximale valhoogte van 128 meter een muur van natuurgeweld. Per minuut valt er 500 miljoen liter water over de rotswand. De waterlijn vormt voor een deel de natuurlijke grens tussen Zambia en Zimbabwe. Achter ons staan Luke en twee junior obers in uniform. Ze serveren koffie in porseleinen kopjes. Het voelt alsof David Livingstone –de Schotse zendeling en een van de bekendste ontdekkingsreizigers van zuidelijk Afrika, ontdekker van de watervallen in 1855- over onze schouders meekijkt. “Geen enkel ander uitzicht in Engeland kan de schoonheid hiervan overtreffen” en “zulke lieflijke beelden moeten de engelen met bewondering bekeken hebben tijdens hun vluchten,” schreef hij later.

“Zimbabwe was de voorbije 30 jaar nooit zo interessant als nu”, zegt Luke met herwonnen energie. “Het land wordt met rasse schreden herontdekt. En niet alleen Victoria Falls, een soort eiland in Zimbabwe. Dat is het altijd goed blijven doen, uiteraard dankzij de watervallen. Maar er is hernieuwde interesse om dieper het land in te gaan, naar Hwange nationaal park, naar de Lake Kariba-regio, naar Mana Pools nationaal park en naar Matobo. Voorheen was dat een beperkte markt, waar bijna uitsluitend Britten naartoe trokken. Zeker geen Amerikanen, die keken naar de falls en vlogen terug. Maar nu krijgen we dagelijks reizigers over de vloer die dieper doortrekken in Zimbabwe.”

Als safariland is Zimbabwe minder bekend, maar omdat het minder is platgelopen, herbergt het ongelooflijke parels. Gesteund door grote ketens zoals Great Plains, Wilderness Safaris, African Bush Camps en ‘ongekroonde koning’ Singita, werkt Zimbabwe zich terug in het aanbod en de brochures. Wat Namibië zo’n vijftien jaar geleden realiseerde (lees: van amper iets naar al een jaar op voorhand bijna uitverkocht) is hier nu ook gaande. Voorzichtig, maar zeer beloftevol.

Money, money, money

Het zat een paar jaar geleden anders niet mee. De introductie van de Zimbabwaanse bond gekoppeld aan de Amerikaanse dollar was mislukt, zodat in halve paniek teruggegrepen werd naar de US dollar. Het onmiddellijke resultaat: hamsteringen in de supermarkten en een acuut tekort aan benzine, met urenlange wachtrijen tot gevolg. Dat voedde dan weer de zwarte markt. Zimbabwe is inderdaad een duurdere bestemming, vooral omwille van de relatie tot die dollar. Vele buurlanden zijn immers gerelateerd aan de rand, de Zuid-Afrikaanse munt. En omdat die reeds jaren spotgoedkoop staat, doen die landen het ook toeristisch goed. Toch geloven de belangrijkste toerismebedrijven dat Zimbabwe (door locals steevast afgekort tot ‘Zim’) zich op korte tot middellange termijn deftig zal herpakken en een definitief plaatsje zal veroveren in het Afrikaanse landschap. Vele reizigers die Kenia, Tanzania, Zuid-Afrika en Botswana gezien hebben, zoeken nieuwe landen op. Zambia is er daar een van, net als Zimbabwe, Mozambique, Oeganda en Rwanda. Allemaal bestemmingen aan de vooravond van een herlancering.

Na het obligate bezoek aan de wandelterrassen voor en naast de watervallen, zakken we diep weg op de achterbank van de Toyota. Aan het stuur zit Claude en hij schat de rit naar Hwange nationaal park op twee uur. “Daar neemt de lodge het van mij over”, verduidelijkt hij. Somalisa Acacia Camp -geëxploiteerd door de kleinschalige keten African Bush Camps- is zo’n adres waar zelfs de meest verwende reiziger even moet van slikken. De inplanting, de structuur en decoratie van de tenten, alles is zo juist. Completely overwhelming! Toen chauffeur Clement het van Claude overnam, en we overstapten van een gesloten terreinwagen in een open safarivoertuig, werden we gewaarschuwd: de rit zal drie uur duren, maar het is de tocht dubbel en dik waard, ook al zullen jullie onderweg regelmatig door mekaar geschud worden op de rurale wegen. Maar ook daar heeft Clement een grapje over. “Dat is jullie gratis bushmassage…” Somalisa is bekend om haar olifanten. Dat heeft alles te maken met de immense drinkbakken die voor de lodge gebouwd werden. De dieren weten dat en zakken meermaals per dag af voor een frisse dronk. ’s Avonds genieten we van de barbecue in de boma (een kraal: een ommuurde plek waar gegeten wordt) en gaan we vroeg onder de wol. Want morgen wordt de koffie om vijf uur geserveerd: niet te missen, want de zonsopgang is het drukste moment van de dag om de massa’s drinkende olifanten gade te slaan.

Welkom iedereen

Daar zijn ze. Meer dan dertig. Onverstoorbaar komen ze voor onze voeten drinken, hun mat zwart vel oplichtend in het eerste zonlicht van de dag. In de late namiddag wordt het tafereel minder idyllisch. Aan de rand van een natuurlijke poel ligt het kadaver van een olifant. “Een natuurlijke dood, leeftijd”, vermoedt gids Clement. Leeuwen doen zich te goed aan het feestmaal terwijl de eerste gieren geland zijn en hun beurt afwachten. Eten in de jungle gebeurt met een pikorde, zoveel is duidelijk. Het bloederige tafereel illustreert perfect dat safari’s zowel betoverend mooi als meedogenloos hard kunnen zijn.

Na twee dagen van fantastische game drives en genieten van deze atypische lodge, vliegen we verder. Next stop is Bumi Hills, een compleet andere ervaring merken we, zodra de Cessna Grand Caravan de landing inzet naast het Karibameer. Lake Kariba, in het noorden van Zimbabwe, is een van de grootste door de mens geschapen meren ter wereld, een kunstmatig stuwmeer zo’n 385 kilometer stroomafwaarts van de Victoria-watervallen. Het heeft een lengte van 290 kilometer en breedt uit tot 32 kilometer. De totale oppervlakte bedraagt zesduizend vierkante kilometer. Vanuit de hogeropgelegen Bumi Hills Lodge, opgetrokken uit stalen containers die met canvas overtrokken werden, zien we uit op het water en de talrijke kleine eilandjes. Laatnamiddag neemt ranger Maxwell ons mee op cruise. “Ooit was Lake Kariba, een project uit de jaren vijftig, het St. Tropez van Zimbabwe”, legt hij uit. “Toen bepaalden luxe motorboten het uitzicht over Lake Kariba. Maar de politieke toestand boog de situatie om, het toerisme verdween. Nu is het meer van de krokodillen en de nijlpaarden. Nergens ter wereld leven zoveel krokodillen als in Lake Kariba. Voor iedere meter van de kustlijn zit er wel een krokodil in het stuwmeer.” De prachtige baaien en talrijke dode bomen die uit het water steken, vormen een uniek decor, zeker wanneer de zon rood begint te kleuren en Maxwell de gin tonics aanmaakt. ’s Avonds proberen we de weinige tijd optimaal te verdelen. Eerst even zwemmen in het panoramische zwembad, daarna genieten van het diner op het terras met frontaal uitzicht op het meer. Want morgen vliegen we alweer verder. Stipt zeven uur in de ochtend stijgen we op richting Mana Pools nationaal park.

Afrika op zijn puurst

We landen op Manga Mana West airstrip in een decor dat niet in het minst doet denken aan waar we een uurtje geleden vertrokken. “Dat is een van dé argumenten om in Zimbabwe op rondreis te gaan”, zegt de piloot terwijl hij onze kitbags uit het schroefvliegtuigje laadt. “Dit land is zo verscheiden, wisselt zo van vegetatie, dat je je elke dag in een ander Afrikaans land voelt.” Ruckomechi Camp behoort tot de Zuid-Afrikaanse groep Wilderness Safaris. Gastvrouw Joan verwelkomt ons met groene ijsthee en gekoelde handdoekjes om het meeste stof van ons gezicht te halen. Een stevige wind heeft het park immers herschapen in een zandstorm. Na het ontbijt krijgen we gids Edelbert en sporenzoeker Lucky (what’s in a name) toegewezen, het duo dat ons de komende 48 uur zal bijstaan in alle game drives en boottochten.

Mana Pools, in het hoge noorden van Zimbabwe, is een gedeelte van de benedenstroom van de Zambezi-rivier en vormt ook hier de natuurlijke grens met Zambia. Na elk regenseizoen verandert het alluviaal gebied in grote meren. Wanneer die langzaam opdrogen en kleiner worden, trekt het park veel grote dieren aan, waaronder olifanten, buffels, luipaarden en jachtluipaarden die op zoek zijn naar water. Daardoor is het één van de beste plekken in Afrika om groot wild te bekijken. Het woord ‘mana’ betekent ‘vier’ in de Shona-taal. Dit refereert aan de vier grote permanente meren in dit gedeelte van de Zambezi. In 1984 werd Mana Pools, samen met de safarigebieden Sapi en Chewore, opgenomen in Unesco’s Werelderfgoedlijst. Het kamp werkt nadrukkelijk met de rivier. Gaan we ’s morgens op game drive per terreinwagen (de Kalahari Ferrari, zegt men hier), trekken we ’s namiddags er steevast per kano of pontonboot op uit. Er zijn maar weinig plekken in Afrika waar je zulke maritieme safari’s kan beleven, enkel de Okavangodelta in Botswana biedt een gelijkaardige sfeer.

En terug naar het zuiden

Harare Airport ontvangt ons alsof er net een kernoorlog is uitgebroken: geen levende ziel te bespeuren. Vanochtend zijn we vanuit Ruckomechi Camp per turboprop naar de hoofdstad gevlogen waar we nu, onder begeleiding van de pilote, naar de uitgang wandelen. Zelden een luchthaven van een hoofdstad gezien die zo verlaten is.

Zeven uur later doen we exact wat het programma ons voorschrijft: ons aanmelden aan de gate van het Malilangwe Wildlife Reserve. Hier neemt gids Alex het over. Hij is een avonturier pur sang die na een halve wereldreis hier de liefde en werk vond. Z’n open Land Rover lijkt wel uit de showroom te komen, maar dit is dan ook Singita, misschien wel dé beste safariketen ter wereld. “Welkom in de Ark van Noach”, steekt Alex van wal, terwijl we gezapig koers zetten naar de lodge: “This is one of Africa’s best kept secrets.”

Malilangwe in zuidoostelijk Zimbabwe is een privé-park van 40.000 hectares dat gerund wordt door de stichting van een rijke Amerikaan. Om een vaste bron van inkomsten te genereren, gaf hij de superlatieve keten Singita de toelating om een lodge te bouwen. Alleen hun klanten hebben het recht deze concessie te bezoeken. “Die politiek maakt dat onder meer twee procent van de totale wereldpopulatie van de zwarte neushoorn hier huist”, vertelt Alex. “Net als massa’s giraffen, zebra’s, antilopen, buffalo’s, leeuwen, hyena’s en luipaarden.” En daarmee kennen we ook het grootste probleem van het meer dan 500 vierkante kilometer grote park: stroperij. “We hebben 20 rangers in dienst die 24 uur op 24, zeven dagen op zeven patrouilleren”, legt Alex uit. *“Maar onze grootste troef is de innige samenwerking met de locals. Ze betrekken bij het park, ze uitleggen hoeveel natuurlijke rijkdom we hier hebben, is cruciaal. Daar kan geen geweer of helikopter tegenop.” *

De Singita Pamushana Lodge is gebouwd bovenop een rots. Het niveau is buiten categorie. Dit is voor wie alles al gezien heeft, of voor wie alleen het beste goed genoeg is. Amper zes suites (zeg maar villa’s) en één grote mansion vormen samen dit bush-hotel. Typisch Singita worden we meteen van onze sokken geblazen wanneer men ons onze suite toewijst; die heeft niet alleen een privé-zwembad, maar ook een riante buitendouche met zonneterras, alles in 100 procent privacy. “Alleen de dieren kunnen jullie zien”, knipoogt gastvrouw Helene. “Maar die zijn daar niet zo in geïnteresseerd.” Hiya amkhela: Van harte welkom! Tezamen met een vaste butler krijgen we ook een ober toegewezen die, zo luidt de mededeling, ons elke maaltijd op een andere locatie zal bedienen. Diezelfde avond blijkt dat naast het zwembad te zijn, met kaarsen, perfect gekoelde award-winning chenin blanc uit de Hemel & Aarde-vallei in Hermanus en borden gemarineerde zalm en rundsfilet die te mooi zijn om op te eten. Of ze de heren nog plezier doen met een afsluitend glas Tamboerkloof 2012? Rijk zijn is niet gemakkelijk.

Plaats van mirakels

Dat Singita letterlijk ‘plaats van mirakels’ betekent, ondervinden we om half zes in de ochtend, wanneer de gasten langzaam de outpost-koffiebar binnenslenteren voor de eerste cappuccino van de dag. Hier verzamelen rangers, trackers en gasten voor cake en koffie alvorens op tocht te vertrekken. En zoals het een Singita-adres betaamt, komt alles in de bovenste beste kwaliteit op tafel. Een half uur later, warme waterkruik in de rug en deken op de benen, zetten we koers. ’s Middags lunchen we in de luwte van de centrale salon, en na een verfrissende duik in ons privé-zwembadje, klimmen we terug de terreinwagen in. Het is al donker wanneer we merken dat Alex niet de reguliere weg terug naar de lodge opzoekt, maar ons dropt op onbekend terrein: een gigantische boom opgelicht met honderd olielampen waaronder het diner geserveerd wordt. Jawel, de ganse keukenploeg is outdoors uitgerukt, inclusief koelboxen met onze favoriete wijn. Het afscheid de volgende ochtend valt ons dan ook moeilijk… Want wie wil hier geen week blijven rondhangen? Tatenda en famba zvakanaka: Dank u en tot ziens!

Zeg nooit hotel tegen dit huis

Matobo nationaal park ligt in de prachtige Matobo Hills: een scala aan koepels, torens en balancerende rotsformaties die door miljoenen jaren van erosie en verwering zijn uitgehouwen uit een massief granieten plateau. Het Monument Valley van Afrika dus. Matobo betekent dan ook ‘kale koppen’ en het gebied heeft een grote spirituele en culturele betekenis voor de lokale bevolking. Een reden te meer voor de eigenaar van African Bush Camps om hier zijn zomerhuis te bouwen, ooit bedoeld als privé-plek om met de familie te onthaasten, sinds kort opengesteld voor reizigers. Khayelitshe heet het pand, en dat betekent ‘ruraal huis waar de familie samenwoont’. Het ligt net buiten het nationaal park en we voelen exact waarvoor dat staat wanneer we na een zoektocht van meer dan een uur -we reden driemaal voorbij de poort vooraleer te beseffen dat we hier moesten zijn- welkom worden geheten door de twee gastvrouwen. Niet alleen is de recuperatiearchitectuur buitengewoon anders, ook de inplanting te midden grote granieten rotsblokken die als zoutkorrels uitgestrooid lijken, verstevigt het wow-effect. Wanneer we het huis betreden, overvalt ons een eclectisch design van Afrikaanse kleuren en materialen. Dit is écht anders. We krijgen een riante kamer onder het dak toegewezen -letterlijk onder de golfplaten, met een ‘Out of Africa’-badkuip voor het hemelbed en een panoramisch terras met ligbedden om nooit meer weg te willen. Ja jongens, beter gaat het niet worden. Ondertussen wordt er beneden voor ons gekookt en vraagt men vriendelijk om zelf een flesje wijn in de kelder te kiezen. Voor zonsondergang vergezellen we ranger Mickey voor een mountainbiketochtje, bij terugkomst brandt het kampvuur en staat de tafel gedekt. “Whenever”, zeggen de girls. “Misschien willen jullie je eerst nog opfrissen? Jullie bad staat klaar.” Wanneer we ’s avonds met een laatste glas rond het vuur kruipen, maken we de balans van de trip. “Zim leeft in hoop en dat voelen jullie, hoop ik”, vat Mickey samen. “We worden opnieuw wakker, doen er alles voor om ook -opnieuw- een deel van de safariwereld te veroveren.” ’s Avonds merken we een klein fotolijstje met een roemrijke quote van David Livingstone naast de trap. Het stelt: “God, send me anywhere, only go with me.” Elke reiziger is zeer van harte welkom in Zim. Ook zonder god.

Gerrit Op de Beeck

Vliegen met Afrikaanse charme

Naar Zimbabwe vliegen met Ethiopian Airlines is een goed idee. De grootste, snelstgroeiende en modernste Afrikaanse luchtvaartmaatschappij beschikt over een nieuwe vloot van B787’s en A350’s en biedt vanuit Brussel een dagelijkse nachtvlucht naar haar hub in Addis Ababa. Vandaar kan je direct connecteren naar o.a. Victoria Falls en Harare, de hoofdstad van Zimbabwe.

Ethiopian Airlines is lid van de Star Alliance, biedt een zeer aangenaam inflight-product, goede catering, de mogelijkheid te bieden op een upgrading (van economy naar businessclass) en scoort zeer goed qua stiptheid. Maar het is vooral een charmante luchtvaartmaatschappij, Afrika op z’n best!

Zelf naar Zimbabwe?

Heb je na het lezen van deze reportage van de hand van Gerrit Op de Beeck de reiskriebels te pakken? Wil je Zimbabwe met je eigen ogen ontdekken? Neem dan zeker contact op met onze travel designers om jouw reis op maat samen te stellen.

Meer over Zimbabwe

Misschien is dit ook interessant voor jou?

alle artikels