INGECHECKT: Vreemde vogels

Vraag me niet naar de definitie van reizen, want die kan ik niet geven. Voor de ene is het een renaissance-gevoel, voor de andere pure nieuwsgierigheid, terwijl het voor velen ravissante verwennerij is – en voor jonge families dikwijls broodnodige ontspanning. Maar wat ook de insteek is, reizen is wél synoniem voor ontmoetingen met andere, dikwijls zeer interessante mensen. Humoristische zwervers en verwaande politici, geslepen struikrovers en onzekere kunstenaars, betweterige gidsen en exotische bootslui. Chirurgen die meer drinken dan mag van de dokter, maar wél een gans expeditieschip weten te entertainen. En vedetten die alle dagen toeteren oh zo blij te zijn eens niet herkend te worden! Kortom: alles wat het leven interessant maakt, in alle hoeken van de wereld, in alle talen, onder de meest uiteenlopende omstandigheden. Na meer dan 35 jaar intensief reizen stockeerde ik in mijn hoofd een portfolio van opmerkelijke ontmoetingen die ik nooit meer vergeet, hoe banaal of vluchtig het contact misschien ook was.

“Mensen die van alles de nadelen zien, mag je van je verjaardagskalender schrappen!” (Herman Koch, auteur)

New York Newark Airport, ergens midden jaren negentig. De dollar is goedkoop. Omdat ik wil shoppen voor mijn zoon en mezelf, reis ik met twee trolleykoffers: de ene met m’n spullen, de andere compleet leeg. Een geblokte douanier houdt me staande. Ik zie hem kiezen en hij wijst naar de lege. Verbazing alom als ik ze open. “Wil ik de andere ook openen?”, vraag ik. “Nee”, zegt hij. “Ik heb gekozen, en ik heb verloren.”

Boston, 25 jaar geleden. ’s Avonds dineer ik met de hoteleigenaar. ’s Nachts gaat plots het brandalarm. De gang is vol rook, dit is duidelijk geen oefening. Ik kleed me haastig aan en volg de instructies van de brandweer. Via de trappenhal worden we geëvacueerd. Buiten is het één chaos. Daartussenin staat de hotelmanager, met megafoon en walkietalkie. Ik groet hem. “Vergeet al wat ik je gisteravond verteld heb”, zegt hij. “Straks bestaat dit hotel niet meer.”

India, eind vorige eeuw. Ik reis door het mooie Rajasthan. De binnenlandse vlucht naar Udaipur blijkt compleet overboekt, maar omdat ik Europeaan ben en over een hoge frequent flyer-status beschik, wordt er plaats gemaakt. De machine is een tot op de draad versleten Boeing 737-200 die met kauwgum aan elkaar hangt. Na de landing staat de piloot in zijn cockpitdeur. Ik vraag hem hoelang ze dit toestel nog in dienst willen houden. “It is an old lady, but in good shape”, zegt hij vriendelijk. Een week later is het neergestort.

Beijing, begin jaren ‘90. Ik reis met een culinair journalist voor een foodreportage door China. In Beijing had je toen één deftig en betaalbaar westers hotel: de Holiday Inn. De Belgische manager nodigt ons uit voor een Chinese feestmaaltijd. Het personeel is zo zenuwachtig dat twee obers tegelijkertijd over hun eigen dienstwagentje struikelen en onze tafel meesleuren in hun val. De hotelmanager vertrekt geen spier. “Ze moeten nog veel leren”, zegt hij even later verontschuldigend.

Queensland, Australië, 2007. Ik ben tezamen met m’n vriendin op wereldreis. In Cairns zouden we een 4x4 oppikken en naar een uniek hotel in de outback rijden. We kijken al de ganse reis uit naar deze tocht, want het toen nagelnieuwe Wrotham Park Lodge was misschien wel hét hoogtepunt van onze Australische stop. Door een slordige communicatie blijkt bij aankomst een vrouwelijke gids annex chauffeur ons op te wachten. Ze zal ons begeleiden, en nee, we mogen niet zelf rijden. Ik weiger, leg haar tot vervelens toe uit dat dit niet afgesproken was. Ik stuur haar naar huis. Sorry, lady. Er volgen discussies en lange telefoons met allerlei managers van de nationale Toeristische Dienst die instond voor de logistiek. Uiteindelijk krijgen we groen licht. Ze vraagt ons of we haar thuis willen afzetten. Met een boze blik stapt ze uit, teleurgesteld grabbelt ze zelfs de door haar voor ons met liefde bereide lunchpakketten terug mee. “Trek jullie plan!”

“Reizen eindigen in de ontmoetingen van geliefden” (William Shakespeare)

Een Sabenavlucht naar New York, 30 jaar geleden. Ik maak een krantenreportage over eten in first class. Ik reis dan ook zo, vooraan in de neus van een jumbojet. Het hele galamenu duurt bijna vier uur. Na een laatste chocoladetruffel vraagt de hostess of het me allemaal gesmaakt heeft. Ik bevestig, waarop ze spontaan in het plat Antwerps zegt:”Ik kan nogal koken, hé schatje.”

We schrijven 1998. Ik heb een opdracht om een reportage te maken over een nieuw schip van Silversea. De bedoeling is om in het Egyptische Port Safaga aan boord te gaan, en het laatste stuk van de cruise door het Suezkanaal tot Athene mee te varen. Maar in de haven van Safaga zijn ze totaal niet op de hoogte van mijn ongewone intrede en wegens gebrek aan een dienstdoende officier die volgens de regel van de wet een uitreisvisum moet afstempelen, word ik vriendelijk opgesloten in de cel van het politiebureautje. Maar met de deur open. Omdat het schip ondertussen op de hoogte is van mijn blokkage en de hoge ambtenaar met pet maar niet komt opdagen, bedenkt men een oplossing: ik word geruild voor een crewlid van het schip, dat mijn plaats zal innemen en met mijn paspoort in de hand zal wachten op de bevrijdende stempel. Twee uur later zal hij last minute naar het schip hollen en mijn paspoort netjes komen afleveren. Als ik hem daarvoor wil belonen, weigert hij pertinent. “It was a pleasure, Sir.”

Gerrit Op de Beeck

 

 

 

Meer exclusieve columns van Gerrit lezen?

Meer columns

Misschien is dit ook interessant voor jou?

alle artikels